Ouderschap triggert trauma.
Zodra je zwanger bent, of eigenlijk al aan de eerste gedachte aan zwangerschap, worden de thema’s geactiveert. Was ik veilig, hoe was mijn jeugd, hoe gingen mijn ouders met elkaar om, werd ik begrepen, werd ik gehoord, werd ik gezien?
‘Zijn jullie voorbereid op het ouderschap?’ zei de blonde wat zakelijke verloskundige op bloedserieuze toon, zo’n 2 minuten voor het einde van de controleafpraak. Ik kijk zijdelings naar mijn man en als onze ogen elkaar ontmoeten proesten we het nog net niet uit.
‘Uuh.. Ja, dat lijkt me wel’, zeg ik nonchalant mijn lach inhoudend. Wat een inmens domme vraag. ‘Tja, hoe kun je je op zoiets voorbereiden? Ik heb wel wat boeken gelezen. We hebben er al bijna 9 maanden naar toegeleefd, dus ik denk dat het wel lukt’.
‘Dat is mooi’ zegt ze star en ze staat op om ons de deur van de kleine praktijkruimte te wijzen.
Eenmaal buiten barsten we in lachen uit.
‘wat een belachelijke vraag!’
‘En dat gezicht erbij!’
‘ Ik hoop maar dat we haar niet bij de bevalling treffen’.
We waren niet voorbereid.
Ja, wel op de slapeloze nachten, ‘we zijn nog super jong!’
De poepluiers ‘zeker wasbaar’ en het verliezen van onze vrijheid ‘ze kan gewoon overal mee naar toe’. Zelfs op het verliezen van ons seksleven waren we voorbereid, want dat overkwam ons toch niet.
Maar waar we niet op waren voorbereid waren de eindeloze triggers. Het op de kop zetten van onze relatie, de overtuigingen van onze ouders en schoonouders en vele grootouders die waren ingeslopen in ons systeem. Die op de meest rottige en ongewenste momenten naar boven zouden komen, op de meest onredelijke manier vanwege het slaapgebrek.
We hadden niet gedacht aan dat het kindje precies die knoppen zou indrukken waar de grootste pijn lag. Dat wat uiteindelijk een grootse gift van liefde zou zijn, nu als een regelrechte hel beleefd zou worden. De paniek en wanhoop die dat met zich meebracht. Het gevoel van falen.
Wat had ik graag gewild dat iemand me had voorbereid.
‘Denk eraan, alles wat gebeurt heeft een reden. Je grootste blinde vlekken, je diepste pijn, je meest vastzittende trauma, het wordt allemaal losgeweekt. Je kindje zal je precies daar raken waar je nog mag helen, waar je nog mag loslaten, maar denk eraan, je zult het niet meteen zien. Kijk eens wat verder dan een slaapritme, wanneer je kindje haar eerste fruithapje mag en of ze wel voldoende poept. Er zitten overal signalen in, je kindje spiegelt jouw eigen innerlijke kind’.
Ik zou even schrikken, maar ze zou me met zo’n liefdevolle warme blik aankijken, dat ik daarna eigenlijk wel zin had om te groeien. Samen met mijn kindje, dat klonk me eigenlijk veel beter in de oren dan alle opvoedstijlen bij elkaar.
En daarna had ze dan toegevoegd; ‘en als je er niet uitkomt, dan kijk ik met je mee. De oplossing is vaak zo voor de hand liggend.’
Niemand zei me dat. Ze waarschuwden wel dat ik geen rauw vlees en vis mocht eten. Ze legden me uit waar ik pijnstilling kon halen tijdens de bevalling en dat het echt niet gevaarlijk was voor mijn kind. Daarna vertelden ze me dat echt belangrijk was dat ik naar het consultatiebureau zou gaan en dat mijn kind beschermt moest worden tegen ziektes. Maar toen was ik al afgehaakt.
De geboorte verliep voorspoedig, volledig naar mijn eigen wens. De baby was kalm en zen, kijk, een echte hypnobaby.
Ik vertelde vol trots mijn perfecte geboorteverhaal, wat vrijwel niemand echt wilde horen (waarover later meer). En pronkte met mijn buik die binnen 2 dagen weer geslonken was alsof er nooit een kind in had gezeten. Ik voedde mijn kind op verzoek, de borstvoeding verliep voorbeeldig. We sliepen samen in het grote bed, overdag droeg ik haar in een geweven draagdoek, en papa ook. Ze ging mee naar een restaurant, we waren het voorbeeldige jonge stel met baby.
En toen kwam het.
Niet zo snel en niet zo duidelijk, want pas achteraf werd helder waar het naar toe ging. Waar het toe geleid had. Pas jaren later kon ik zien wat er gebeurd was, wat onze relatie ontwricht had, waarvoor mijn man jaren op de bank had geslapen.
Ze sliep niet.
Althans, ze sliep niet echt.
Hazenslaapjes deed ze. Hoogstens drie kwartier.
Dag en nacht.
Een jaar lang.
Ik kon haar niet weg leggen, dan begon ze meteen te krijsen. De stofzuiger werkte niet, white noise ook niet. Een wipstoeltje niet. Ander eten niet. Zelf veganistisch eten niet. De kamer feng shui niet. Geesten verjagen niet. Wel bij me niet. Niet bij me niet.
Niets hielp.
We waren de wanhoop nabij en ik móest dit doen. Diep vanbinnen wist ik dat ik iets te doen had, dat ik er voor haar moest zijn. Dat het oké was dat ze om me bleef roepen, dat ik koste wat kost haar bij me wilde houden. Dat ik haar nooit alleen liet. Dat ik haar nooit liet huilen, dat ik haar altijd serieus nam. Dat ik minder ging werken om bij haar te zijn en later helemaal stopte. Dat ik dag en nacht haar voedde, elke drie kwartier. Een paar slokjes, dan was ze weer tervreden. Als ze maar bij me was. Als ze me maar kon voelen. Als ik haar maar hoorde, als ik haar maar zag.
Ik was er voor haar.
Mijn innerlijk kind.
Het meisje dat om haar moeder geroepen had, maar die niet kwam. Omdat ze op een kamer ergens anders in het ziekenhuis lag. Het gorchelende geluid dat voor een huil moest doorgaan, omdat ze geïntubeerd was en daardoor haar stem niet kon gebruiken.
De aanraking van alleen een hand, heel voorzichtig, door een gaatje in het glas, pas na 5 dagen.
Het meisje dat geen borstvoeding kreeg, omdat haar moeder ziek was.
Ik heelde haar. Met mijn dochter samen.
Ik zou haar net zo vaak knuffelen, haar net zo vaak zien, haar net zo vaak troosten en bij me houden, totdat ik geheeld was. Totdat ik zelf weer veilig was. Totdat ik mijn verdriet via het uiten van mijn liefde en toewijding had overschreven. Meer dan een jaar had ik nodig. Meer dan een jaar gaf mijn dochter mij aan waar nog wonden zaten. De diepe wond die nog vaak naar boven zou komen. Maar die nu een klein stukje verzorgd was.